CorporatieGids Magazine
MAART 2024 I 61 60 I CORPORATIEGIDS MAGAZINE Column Wat mag kwaliteit ons eigenlijk kosten? Begin deze maand mocht ik meedoen aan een rondetafelgesprek over flexwonen in de provincie Utrecht. Het bouwen van tijdelijke, flexibele huizen is een belangrijk instrument om aan de schreeuwende vraag naar acute woonruimte te voldoen. Bouwers, ontwikkelaars, wethouders en ambtenaren waren verzameld om te spreken over de mogelijkheden om meer woonruimte te creëren. Erg waardevol was dat er ook twee huurders waren uitgenodigd, om hun ervaringen in het flexwonen te delen. Ik zal enige gevoelens van trots niet ontkennen, toen bleek dat een van de huurders een bewoner was van het complex Place2BU van Portaal en Woonin, in Utrecht. Een mooi initiatief van de Provincie om partijen bij elkaar te brengen, de vraag is natuurlijk of daar meer (flex)woningen van komen. Want ook bij flexwonen moeten we het doen met de schaarse ruimte die we hebben en zijn er vragen over de kwaliteit en de betaalbaarheid. Twee jaar eerder liet ik me bij een soortgelijke bijeenkomst ontglippen dat we 200 flexwoningen op de plank hadden liggen, met de vraag wie er plek had om ze neer te zetten. Interesse was er, net als een spervuur aan vragen. Want, hoe ziet het eruit? Wat is de levensduur van het vastgoed? Hoe zit het met de duurzaamheid en circulariteit van het materiaal? En wat zijn de kosten eigenlijk? Logische vragen, maar als we allemaal wat inschikken en wat lef tonen dan kan het: onlangs plaatsten we samen met de gemeente 48 flexwoningen in Bunnik: letterlijk in de voortuin van het gemeentehuis. Een mooi voorbeeld van elkaar de ruimte gunnen. Eén kanttekening: deze flexwoningen zijn inmiddels wel driemaal duurder dan die van Place2BU. Ook flexwonen kost dus gewoon geld. Maar hoe verhouden die kosten zich tot de symbolische opbrengst van een fijn thuis? Gelukkig waren de huurders daar tijdens de bijeenkomst heel duidelijk over: het feit dat ze een eigen plek hadden om te wonen, een woning waar ze zelfstandig konden leven - dát was waar ze enorm trots en blij om waren. Eindelijk een eigen thuis. Kwaliteit van leven door wonen. Een opbrengst nauwelijks in geld uit te drukken. Dat was tevens mijn inbreng op het congres. De maatschappelijke kosten van níet wonen, die zijn veel hoger dan de kosten van het bouwen van welke (flex)woonruimte dan ook. Net als die van alle jongeren die pas tien jaar later beginnen aan een zelfstandig leven, of die geen woning kunnen vinden om een gezin te stichten. Dat is nú ellende. En over tien jaar is de maatschappelijke rekening hiervan nog vele malen groter. Kort en goed: we kunnen ons niet langer blindstaren op kwaliteit en zullen allemaal iets moeten inleveren om ervoor te zorgen dat deze mensen de komende jaren wel een fijn thuis vinden. De wooncrisis oplossen, begint bij een dak boven je hoofd. Niet over tien jaar, maar nu. We hebben een torenhoge nieuwbouwambitie, we gaan optoppen en er ligt een flink potentieel in onze bestaande voorraad, middels woningdelen. Allemaal nodig om voldoende woonruimte te creëren om aan de vraag te voldoen. Voor alle vormen geldt wel dat we iets moeten inschikken. De gratis ruimte is op. Ofwel, we zullen meer flexibel moeten zijn met z’n allen. Uiteindelijk werd het een mooie bijeenkomst in Utrecht, die het potentieel van flexwonen liet zien. En weer eens duidelijk maakte hoe belangrijk het is om de woningzoekenden en bewoners van de toekomst een zwaarwegende stem te geven. En hoe belangrijk het is om steeds de vraag te stellen: wat zijn de ópbrengsten van wonen? Sander Heinsman is voorzitter Raad van Bestuur Portaal
RkJQdWJsaXNoZXIy Mzg5Mzg=