Onderzoek naar impact organisatieverandering woningcorporaties

Geplaatst door CorporatieMedia op
 

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Morbi aliquam leo at fermentum scelerisque. Phasellus tempus, sem quis eleifend posuere, ligula lorem mollis nulla, et aliquet ligula nulla sed lorem. Sed ac magna porttitor velit venenatis interdum at eget lectus. Nam sed lacus sed felis pellentesque luctus. Aliquam elementum ante sit amet luctus ultricies. Pellentesque scelerisque purus ut velit fringilla mattis at ut libero. Integer ullamcorper, dui nec condimentum porta, elit nisl sollicitudin turpis, vitae tristique purus elit eu dolor.

Woningcorporaties zijn misschien wel met de grootste herziening van hun bedrijfsvoering bezig sinds hun verzelfstandiging in de jaren negentig. Op welke wijze passen woningcorporaties hun organisatie aan en welke impact heeft dit op hun efficiëntie en maatschappelijke prestaties? Prof.dr.ir. Vincent Gruis, hoogleraar Housing Management aan de TuDelft Faculteit Bouwkunde, gaat de komende vier jaar op zoek naar het antwoord op deze vraag.

Download hier het originele artikel uit CorporatieGids Magazine editie juni 2014

Veel corporaties zijn bezig hun ondernemingsplannen en organisatie te herzien. Corporaties slaan hierbij verschillende wegen in’’, stelt Vincent vast. ‘’Waar sommige corporaties de nadruk leggen op vermindering van investeringen en uitgaven, zonder grote wijzigingen in het organisatiemodel, kiezen andere corporaties voor ‘radicalere’ hervormingen. Bij de radicalere hervormingen worden ook verschillende keuzes gemaakt. Sommige corporaties kiezen nadrukkelijker voor vergroting van efficiëntie door bundeling van activiteiten met andere corporaties. Andere corporaties kiezen voor versterking van ketensamenwerking in bijvoorbeeld bouw-, onderhoudsprocessen, wonen en zorg en leefbaarheid. Corporaties maken hierbij ook verschillende keuzes in zelf doen, uitbesteden aan marktpartijen en het activeren van bewoners. Sommige corporaties leggen de nadruk op aanpassingen in de corporate governance, anderen op de uitvoeringsorganisatie. De ene corporatie kiest hierbij nadrukkelijk voor behoud van een brede rol, de andere kiest expliciet voor versmalling.’’

Weinig inzicht
‘’Mede vanwege het prille stadium van de aanpassing van de organisaties, is er weinig inzicht in welke nieuwe organisatievormen ontstaan en wat de beoogde en gerealiseerde effecten zijn voor de efficiëntie en maatschappelijke prestaties van corporaties’’, schetst Vincent de probleemstelling van zijn onderzoek. ‘’Het ontbreken van dit inzicht maakt het lastig voor corporaties om van elkaar te leren, succesvolle praktijken te adopteren en minder succesvolle benaderingen te vermijden. En juist in deze tijd van transitie is er grote behoefte aan dit leren. Ook voor beleidsmakers en belanghebbenden is het van belang om inzicht te krijgen in nieuwe werkwijzen die corporaties voorstaan en de gevolgen daarvan voor maatschappelijke prestaties - met name voor overheden en uiteraard bewoners - en de manier van samenwerken - met name voor opdrachtnemers en maatschappelijke partners.’’

Voorlopers
Op de vraag hoe hij het onderzoek insteekt, zegt Vincent: ‘’Het onderzoek wordt uitgevoerd onder voorlopers onder woningcorporaties omdat dit de meeste kans biedt op het genereren van toekomstgerichte kennis voor de hele sector. ‘Voorlopers’ wordt hierbij gedefinieerd als corporaties die radicale en innovatieve keuzes maken bij de aanpassing van hun organisatie. ‘Radicaal’ betekent dat de beoogde organisatie wezenlijk afwijkt van het huidige organisatiemodel, doordat bijvoorbeeld voor een heel andere organisatiestructuur, corporate governancemodel, uitbestedingsbeleid en/of activiteitenpatroon wordt gekozen. ‘Innovatief’ betekent dat de beoogde organisatievorm wezenlijk afwijkt van gangbare modellen in de sector.’’

Driekamermodel
Op de vraag welke corporaties medewerking verlenen aan het vier jaar durende onderzoek, somt Vincent op: ‘’Poort6, die expliciet heeft gekozen voor de implementatie van een organisatie, waarbij de logica en efficiëntie van de verschillende processen (verhuurprocessen, wijkgerichte activiteiten, vastgoedontwikkeling etc.) leidend is. Haag Wonen, die werkt aan de invoering van een Driekamermodel, waarbij de corporatie wordt opgevat als een combinatie van een maatschappelijk fonds waarin in samenspraak met de maatschappij beslissingen worden genomen over de aanwending van vermogen en rendement en een vastgoedbedrijf, waarin het vastgoed wordt beheerd en met activity based costing transparantie ontstaat over kosten en rendement. Woonwaard, die naast het Driekamermodel expliciet inzet op een compacte organisatie die op basis van ketensamenwerking haar vastgoedprocessen invult, met als uiteindelijke doel een duurzaam kostendekkende exploitatie van sociale huurwoningen te realiseren. En ten slotte ook Provides, die nadrukkelijk kiest voor samenwerking met collega-corporaties voor het behalen van efficiency door schaalvoordelen, met als mogelijke uitwerking een gedeelde backoffice in een franchise-achtig concept te realiseren en daarbij ook expliciet inzet op digitaliseren van de basisprocessen.” Naast deze kernpartners wordt met ondersteuning van Aedes, het Ministerie van BZK en het netwerk Stekacademy een bredere kring van corporaties rondom het onderzoek georganiseerd om de kennis uit het onderzoek door te kunnen geven en ook in ervaringen van andere corporaties te kunnen delen.’’

Actieonderzoek
Het onderzoek zal uitgevoerd worden in een vorm van actieonderzoek. Vincent licht toe wat dat inhoudt: ‘’De onderzoeker zal de organisatieveranderingen niet alleen beschrijven en evalueren, maar ook zelf betrokken worden bij het vormgeven van de organisatieveranderingen. Dit heeft verschillende voordelen. Ten eerste maakt de onderzoeker ‘in levende lijve’ mee hoe de veranderingen in de praktijk vorm krijgen en welke keuzes hieraan ten grondslag liggen. Dit kan betrouwbaardere en diepgaandere evaluaties opleveren dan vanuit een positie op afstand, waarbij bijvoorbeeld meer ‘bias’ kan optreden door afhankelijkheid van interviews en mogelijk onvolledige schriftelijke documentatie. Ten tweede maakt de actieve rol van de onderzoeker het aantrekkelijker voor corporaties om mee te werken aan het onderzoek. Zij krijgen hierdoor niet alleen ‘lasten’ door de extra informatievraag maar ook de ‘lusten’ van extra denkkracht. Bovendien helpt deelname aan dit onderzoek om hun eigen keuzes expliciet te maken en ook de effecten ervan daadwerkelijk te evalueren, zodat er gelegenheid wordt geboden voor ‘organisational learning’. Ten derde geldt hierbij dat, omdat de onderzoeker bij meerdere corporaties meewerkt, er een hele expliciete mogelijkheid ontstaat tot kruisbestuiving via de onderzoeker.’’

Objectiviteit
Op de vraag of er ook nadelen kleven aan actieonderzoek, zegt hij: ‘’Er bestaat een kans dat de onderzoeker zijn objectiviteit verliest doordat hij iets moet evalueren waarvoor hij zelf mede verantwoordelijk is. Dit nadeel kan ondervangen worden door een analytisch kader voor de beschrijving en evaluatie mee te geven. Een ander nadeel van participatieve observatie is dat de onderzoeker zelf zijn te onderzoeken object beïnvloedt. Dit is evenwel een nadeel dat geldt bij empirisch onderzoek naar relaties tussen fenomenen, maar geen nadeel bij oplossingsgericht onderzoek naar verbeteringsmogelijkheden. Ten slotte geldt dat de corporatie zelf het voortouw behoudt bij de organisatieverandering. De onderzoeker zal niet de rol van ‘trekkend adviseur’ vervullen, maar wel meedenken en primair verantwoordelijk zijn voor het systematisch beschrijven van de keuzes die worden gemaakt, de wijze waarop deze worden geïmplementeerd en het in kaart brengen van de beoogde en gerealiseerde effecten.’’

Analytisch kader
Voor een goede uitvoering van het actieonderzoek is een analytisch kader nodig voor systematische beschrijving en objectieve evaluatie van de organisaties. Vincent daarover: ‘’Het analytisch kader moet daarbij enerzijds voldoende ruimte overlaten voor specifieke invulling van de verschillende organisaties, maar anderzijds voldoende kaders bieden voor onderlinge vergelijkbaarheid. In het kader van dit onderzoek is ‘vergelijkbaarheid’ van belang voor de twee te onderzoeken aspecten: de vorm van de (nieuwe) organisatie en de (te verwachten) prestaties van de (nieuwe) organisatie.’’

Effecten vergelijken
Zoals gesteld moeten ook de (verwachte) effecten vergelijkbaar worden gemaakt. ‘’Aan de andere kant moeten de organisaties ook voldoende ruimte hebben om hun eigen doelen en prestatie-indicatoren te benoemen, die passen bij de eigen strategie’’, zegt Vincent. ‘’Voor de evaluatie van de beoogde en gerealiseerde effecten wordt daarom enerzijds aangesloten bij de doelstellingen zoals de corporatie die zelf formuleert in haar ondernemings- en jaarplannen. Daarnaast zal aangesloten worden bij de door Aedes ontwikkelde corporatiebenchmark om onderlinge vergelijking tussen de deelnemende corporaties mogelijk te maken, alsmede vergelijking met niet-deelnemende corporaties. Een nevendoel hierbij is de corporatiebenchmark te testen op bruikbaarheid voor het meten en vergelijken van prestaties van corporaties en van aanbevelingen voor bijstelling te voorzien.’’

Betrouwbaarheid
De relatie tussen de organisatievorm en de effecten zal niet met 100% betrouwbaarheid kunnen worden vastgesteld. Vincent zegt hierover: ‘’Prestaties van corporaties zijn afhankelijk van een groot aantal variabelen, waarbij ook de omgeving (uitgangspositie, markt, politiek, partners) een belangrijke rol speelt. Maar, door aan de voorkant duidelijk vast te leggen welke prestaties beoogd worden en hoe daarop via de organisatieverandering op gestuurd wordt en vervolgens de organisatieverandering en prestaties te monitoren, kunnen naar verwachting wel onderbouwde hypothesen worden geformuleerd over relaties tussen beide.’’ Het onderzoek zal plaatsvinden in de vorm van een (promotie)onderzoek aan de TU Delft, onder begeleiding van Prof.dr.ir. Vincent Gruis. Het onderzoek zal begeleid worden door vertegenwoordigers van de deelnemende corporaties, Aedes en het Ministerie van BZK om kruisbestuiving tussen de deelnemende corporaties en kennisoverdracht naar de sector en beleidsverantwoordelijken te faciliteren en binding met kennisvragen van de belanghebbenden te verzekeren.

Bron: CorporatieGids Magazine